de-fuseren van Amarantis

Hoe het tot stand kwam en de nasleep

In het beroepsonderwijs is weinig geleerd van fouten

| Geen reacties

Het is alweer zes jaar geleden dat de onderwijsreus Amarantis (30 duizend leerlingen, 3300 medewerkers) omviel. Wat Lehman Brothers is voor het wereldwijde bankwezen, is Amarantis voor het Nederlandse (beroeps)onderwijs. Zoals de val van Lehman Brothers liet zien hoe amoreel het internationale bankwezen was, zo bracht de val van Amarantis het gebrek aan moreel besef van bestuurders in het beroepsonderwijs aan het licht.

Lees het originele artikel op de volkskrant

Femke Halsema leidde het onderzoek naar het Amarantis-debacle. Strafbare feiten, begaan door de hoofdrolspelers in het drama, konden niet bewezen worden, maar we herinneren ons de voorzitter van het College van Bestuur (CvB), die zichzelf een salaris ver boven de Balkenende-norm toekende, en die directeur Huisvesting met twee leaseauto’s, een ov-jaarkaart én torenhoge taxideclaraties.

Dat alles viel echter ruimschoots binnen het geldende ‘normenkader’, dus wat was het probleem eigenlijk? Het probleem was dat dat normenkader door de betrokkenen zelf was opgesteld. Jezelf verrijken met geld dat bestemd is voor de opleiding en vorming van jongeren, is niet fatsoenlijk. ‘Het klopt wel, maar het deugt niet’, concludeerde de commissie-Halsema dan ook.

Analogie met het bankwezen

De analogie met het bankwezen gaat verder: ook in het beroepsonderwijs is er sinds de val van Amarantis niets veranderd. Zo werd Amarantis opgesplitst in vijf veel kleinere zelfstandige scholen. ‘De-fusering’ en ‘trendbreuk’ waren de termen waarmee deze opsplitsing door bewindvoerder Marcel Wintels geframed werd, maar dat elke zelfstandige school vervolgens een eigen College van Bestuur kreeg, uiteraard met bijpassende salarisschalen, werd angstvallig stilgehouden.

Zes jaar later hebben de afsplitsingen van Amarantis nog steeds elk een eigen CvB en wordt er stevig geïnvesteerd in een verdere uitbreiding van de bestuurs- en managementlagen. Zo werd onlangs besloten om de coördinatoren van de verschillende teams de functie van ‘directeur Onderwijs’ toe te kennen, uiteraard met bijpassende salarisschaal, secretariële ondersteuning en volledige vrijstelling van onderwijstaken.

Tegelijk wordt er verder bezuinigd op aantallen contacturen en gekwalificeerde docenten: steeds meer vakken worden in projectvorm aangeboden en gegeven door onbevoegde of ondermaats opgeleide docenten.

Hiermee lijkt het mbo sterk op het hbo, waar de overhead inmiddels zo groot is, dat het in-stellingstarief (dat betaald moet worden als men geen subsidie ontvangt) maar liefst 9.000 euro per student is.

Meer bestuurs- en managementlagen

Zoals de bankiers vrij snel na de crisis alweer aan het graaien waren, werden de bestuurs- en managementlagen in het beroepsonderwijs ook na ‘Amarantis’ alleen maar groter. Hoe is het mogelijk dat amoreel gedrag dat door ieder weldenkend mens wordt afgekeurd, na een crisis toch op grote schaal blijft bestaan?

Voor het onderwijs komt dat door de perverse prikkel die van de lumpsum-financiering uitgaat. In deze bekostigingssystematiek krijgen scholen ‘een zak met geld’, dat ze naar eigen inzicht mogen inzetten. In het beroepsonderwijs heeft dat geleid tot voortdurende bezuinigingen op het primaire proces, uitdijende bestuurs- en managementlagen, en megalomane schoolgebouwen.

Lumpsumfinanciering vooronderstelt een zekere mate van moreel besef bij degenen aan wie de ‘zak met geld’ in beheer wordt gegeven. Die vooronderstelling is onjuist gebleken. Lodewijk Asscher mag dan bij de Algemene Beschouwingen een politiek succesje geboekt hebben, door per motie een voorgenomen bezuiniging op het mbo ongedaan te maken, het had meer zoden aan de dijk gezet als hij de wijze van financiering ter discussie had gesteld.

Martin Slagter is neerlandicus en filosoof; oprichter van de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie.

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.